De halve marathon van Amsterdam is alweer vier weken geleden. Ik heb zin om weer een wedstrijd te lopen, maar deze keer van totaal andere aard. Niet door de stad en niet zo’n pokke end. Ik zie de Molenloop in Noordwest-Friesland. Kleinschalig, door de prairie en volkomen random afstanden van 4,5 tot 21,5 km. Tijd voor een duurloop om te kijken waarvoor ik me zal inschrijven.
Het plan is om op zaterdagochtend veertien kilometer te gaan hardlopen langs het water en weer terug. Maar natuurlijk niet voordat er pannenkoeken naar binnen zijn gewerkt. Zo sta ik om negen uur ’s ochtends lekker te bakken. Na twee zit ik vol, de andere twee bewaar ik voor na de tijd.

Wanneer ik de deur opendoe om te vertrekken, waait er een ijzige wind in mijn gezicht. Het is zes graden en de lucht is grijs. Terwijl ik toch nog maar een extra T-shirt aantrek, vraag ik mezelf af waarom ik niet gewoon lekker binnen blijf. De eerste meters vallen gelukkig mee en de benen voelen goed. Niettemin is het zonder beschutting en met volle tegenwind pittig lopen. Tranen van de wind staan in mijn ooghoeken. Ik besluit niet te snel te lopen, maar ook niet heel traag. Ik ga voor een pace van 5:50 min/km.

De route is er één van herkenning. Vroeger fietste ik hier elke dag langs naar de middelbare school. Twaalf kilometer heen en twaalf weer terug, door weer en wind. Ik herken de kronkels van de paden, weet waar de bankjes staan en waar er plekken zijn voor boten om aan te leggen. Onderweg kom ik maar één wandelaar tegen. Verder niemand. Sneller dan gedacht, ben ik al bijna op de helft.

Dan beginnen de wolken boven me samen te pakken en donker te verkleuren. Het gaat keihard regenen. De druppen voelen als hagel en binnen twee minuten ben ik doorweekt en hartstikke koud. Goed voor de weerstand, denk ik. Ik moet nog zeven kilometer terug naar huis en er zit maar één ding op: de pas versnellen. De wind heb ik nu in de rug en dat helpt in elk geval.

Dan breekt aan mijn rechterzijde de zon door. Hij glinstert over het water en volgt mij. In de lucht dansen vogeltjes. Het voelt magisch en zorgt ervoor dat het lopen als vanzelf gaat.

Het is nog ongeveer vijf kilometer, maar doordat ik het tempo omhoog heb gebracht klimt ook mijn hartslag. Het was eigenlijk niet de bedoeling om er een tempo duurloop van te maken, want het wordt nu toch wel een beetje zwaar. Mijn benen voelen ook niet meer zo lekker als in het begin. Ik houd in en mijn hartslag daalt een beetje. Toch wil ik ook weer niet teveel ingeven op het tempo. Gelukkig is daar de laatste brug voor mijn huis. Ik zet mijn horloge uit.

Thuis evalueer ik mijn loopje. Het ging niet slecht, maar ik merk wel dat ik niet meer echt consistent train. Vanaf een kilometer of tien werd het zwaarder. Jammer, maar je kunt niet altijd in je beste vorm zijn. Al met al is veertien kilometer een best goede afstand.
In Amsterdam heb ik geleerd dat je je doel moet bijstellen naar de situatie. Ik besluit dat ik met de hardloopwedstrijd wil meedoen aan de 11,3 km. De andere optie is 17,8 km, maar dat is me nu te ver en ik wil me niet weer stuk lopen. Het streven is om de afstand binnen een uur te volbrengen en dat lijkt me een prima doel om het jaar nog even positief mee uit te blazen.
Volgende week uiteraard een race report!